Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [32]Het land treurt, het kweelt; [33]de Libanon [34]schaamt zich, [35]hij verwelkt; [36]Saron is geworden als een woestijn; zo [37]Basan als [38]Karmel [39]zijn geschud. 32. Te weten het Joodse land, hetwelk van de Assyriers verwoest is. 33. De naam van een berg, en door dezen, als andere hier genaamde plaatsen, liggende aan de grenzen des lands, wordt te kennen gegeven, dat het ganse land verwoest was. 34. Te weten omdat hij van zijn schone hoge cederbomen ontbloot is, die door de Assyriers zijn afgehouwen, waarmede hij tevoren versierd en als opgepronkt was. 35. Of, hij is nedergehouwen. 36. Een land, waar goede tarwe pleegt te wassen. Zie 1 Kron.27:29, maar het was jammerlijk verwoest als de profeet dit schreef. 37. In Basan was goede weide. Zie Deut.32:14; Ps.22:13. Dit gebergte lag niet in den stam van Juda, maar in den halven stam van Manasse; Joz.13:30. 38. Hier was ook goed weideland. Zie 1 Sam.25:2. 39. Of, werpen af; te weten hunne vruchten. Anders: ruchelt; dat roept als een ezel, dat is, schreit verschrikkelijk, namelijk omdat de beesten, die daar plachten te weiden, nu verdreven en geroofd waren.